Voorbij zwart en wit

Een interview met Jaring Lokhorst door Joëlle Daems

Waar ben je op dit moment mee bezig?

‘Ik vraag mij de laatste tijd iets af. Ik hoop maar dat mensen mijn werk niet in spiegelbeeld zien. Je weet nooit wat anderen zien, toch? Mensen die gewend zijn van rechts naar links te lezen, bijvoorbeeld, bekijken mijn schilderijen misschien in spiegelbeeld. Wat denk jij, is zoiets mogelijk? Ik heb liever dat ze het ervaren zoals ikzelf. Zouden ze begrijpen wat ik bedoel?’

Misschien ervaren ze allemaal het schilderij op een andere manier? Hoe ervaar jij het zelf?

‘Ik kan mij tijdens het schilderen heel erg verliezen in details. Ik blijf er eindeloos aan zwoegen. Ik blijf doorgaan op een klein stukje, terwijl er wezenlijk niet veel verandert. Elke vierkante centimeter zit daar voor een reden. Hier heb ik een heel klein stukje groen toegevoegd, omdat het schilderij nog niet klopte. Aan dit stukje erger ik mij al een week. Iets is verkeerd. Ik maak een foto van het schilderij met mijn telefoon en blijf er maar naar kijken, elk uur van de dag. Het wordt een obsessie. Dit moet misschien wat schuiner lopen, hier moet wat kleur bij of misschien moet er iets weg. Het ritme van het schilderij moet kloppen. Als ik mijn schilderijen in spiegelbeeld zie, klopt voor mij het ritme niet meer.’

Hoe bepaal jij dit ritme? Waar komt het vandaan?

‘Sinds een paar maanden weet ik dat ik een autist ben en het is heel verhelderend. Ik heb mij mijn hele leven al anders gevoeld, vaak ook ongeschikt en alleen. Als ik door de straten van Amsterdam fiets, zie ik geen straten, maar kleine flitsen van beelden. Het is geen doorlopend verhaal, maar het zijn stukjes geluid, licht, grassprieten die uit stenen steken, etalages, manieren waarop mensen lopen, bakstenen van opengebroken wegen, honden, fietsen, de lucht, zonlicht, iets glinstert of rommelige hekwerken. Alles flits tegelijkertijd mijn hersenen binnen. Het is het voorbijgaan van de tijd op topsnelheid.’

Catalogus Voorbij zwart en wit, uitgave galerie AdK, Amsterdam 2022.

Is die visuele ervaring jouw ritme?

‘Ja, ik transformeer dat in een ritme om de wereld te begrijpen. Ik moet vaak aan de landschappen die ik tegenkom in de straten wennen. Ik moet ze me eigen maken. Ik probeer de objecten te zien in al hun vormen, in de regen, in de zon, slagschaduw, in beweging, stilstaand, op z’n kop, in de nieuwigheid en vergankelijkheid. Mijn ogen springen van hot naar her. Alles met elkaar verbonden wordt het in mijn hoofd één ding als een ritme. Het maakt mij rustig om alledaagse dingen te transformeren naar ritmes, herhalingen en patronen.’

No title, oil on panel, 110 x 90 cm, 2022.

Hoe verhoudt dit zich tot jouw schilderstijl?

‘Ik weet nu dat mijn manier van schilderen ook te maken heeft met mijn autisme. Vroeger schilderde ik vaak bij de schilderijen in groter formaat van de ene hoek schuin naar de andere hoek toe. Ik bouw mijn schilderijen niet op uit lagen, maar schilder direct op het paneel. Ik verlies mezelf onderweg naar de andere hoek vaak in de details. Met mijn recente schilderijen heb ik geprobeerd met dezelfde directheid de schilderijen in zijn geheel neer te zetten, maar ook dan verlies ik mezelf telkens weer in details. Zelfs als het schilderij af is, blijf ik het moeilijk vinden om het beeld in zijn geheel tot mij te nemen. Ik dwaal gauw weer af naar alle fragmenten’

In jouw recente werk gebruik je andere kleuren, waar komt de kleur vandaan?

‘Ik denk in kleuren uit verftubes. De kleuren lijken een product van de mens. Ze zien er misschien onnatuurlijk uit, maar zijn dat niet. Kijk bijvoorbeeld naar bepaalde landschappen zoals de Morning Glory Pool in de Verenigde Staten. Dat is een warmwaterbron met precies dat soort felle kleuren: intens blauw, groen, geel en rood. Sommige kleuren gaan direct vanuit de tube op het paneel. Ik meng de kleuren vaak op het paneel. De kleuren zijn nodig om bijvoorbeeld de bakstenen een gezicht te geven en om het te koppelen aan mijn eigen belevingswereld. Ze ontsnappen aan de werkelijkheid en komen terecht in mijn fantasiewereld. Mijn fantasiewereld is soms mijn belevingswereld en mijn belevingswereld is fantasie.’

Wanneer heeft een baksteen voor jou een gezicht?

‘Soms stop ik er zelfs ogen in, maar schrijf dat maar niet op. Het komt verkeerd over. Mensen moeten geen ogen gaan zoeken. Voor mij zijn objecten allemaal wezentjes. De steentjes in de straten leven en worden over het hoofd gezien. Het zijn voor mij allemaal microben, kleine steentjes, of juist sterrenstelsels. Alles staat met elkaar in verbinding en het komt overal in terug. Het zijn misschien zelfs de grote patronen en herhalingen van leven op aarde. Ik schilder de processen, breng ze samen in mijn atelier en de ontstane schilderijen worden mijn vrienden.’

Vrienden?

‘Ik maak ze, ik zie ze, we zijn samen en ik word rustig van het maken en zien.’

Work